Alle pleegkinderen zijn verschillend. Ze hebben niet alleen andere genen maar komen ook uit verschillende culturen. Een ding hebben ze echter met elkaar gemeen, ze komen allemaal uit een ‘verontrustende opvoedingssituatie‘. Daardoor hebben ze vaak een ontwikkelingsachterstand of dragen ze de gevolgen van trauma en onveilige hechting.
Gedragsproblemen bij pleegkinderen door chronische stress en trauma
Veel pleegkinderen hebben traumatische ervaringen, zoals misbruik, verwaarlozing of mishandeling meegemaakt. Andere pleegkinderen zijn regelmatig getuige geweest van geruzie en huiselijk geweld. Ook de uithuisplaatsing is voor een kind meestal een traumatische ervaring. Door hun ‘rugzakje’ verkeren pleegkinderen vaak in een staat van chronische stress. Chronische stress heeft een grote invloed op de hersenen en de hersenontwikkeling. Deze kinderen worden overgevoelig en zijn bijna voortdurend angstig. Daardoor lokken ook kleine prikkels soms sterke instinctieve vecht-, vlucht- of verstarrende reacties uit. Veel pleegkinderen zijn hyperalert, waardoor ze soms vlug afgeleid zijn en vaak sneller overweldigd. Ze zijn vaak overprikkeld omdat ze veel meer prikkels opnemen dan een gemiddeld kind.
Controle houden
Wanneer een kind te veel stress ervaart, gaat het zijn gedrag aanpassen omdat het voortdurend moeilijkheden verwacht. Hoe doet een kind dit? Door te proberen zijn omgeving te controleren. We zien dan: voortdurende beweging, opstandig zijn en de hele tijd vragen stellen. Er zijn ook kinderen die hun uiterste best doen om steeds lief en aangepast gedrag te laten zien om zo moeilijkheden te voorkomen.
Probleemgedrag
Door traumatische gebeurtenissen en chronische stress kan een kind zich op twee manieren gaan gedragen: het kind wordt druk, agressief, trotserend en uitdagend of het kind wordt stil, lusteloos en trekt zich terug. Ook combinaties van deze gedragsproblemen bij pleegkinderen zijn mogelijk. Het ene moment is het kind druk en opstandig, het volgende moment stil en teruggetrokken. Vaak krijgt het kind ook extra problemen, zoals angststoornissen, depressie, stemmingsstoornissen en slaapstoornissen. Deze kinderen krijgen soms ook moeilijkheden op leergebied door hun slechte concentratie en hun slechter werkend geheugen.
Het is niet dat deze kinderen hun best niet willen doen of ‘niet willen gehoorzamen’. Hun gedrag is een gevolg van te veel stress in hun lichaam. Om te herstellen en te ontwikkelen hebben ze nood aan pleegouders die traumasensitief opvoeden.
Gedragsproblemen bij pleegkinderen omdat hun ‘mensenbrein’ niet voldoende ontwikkeld is
Omdat de ouders van het pleegkind soms over weinig opvoedingsvaardigheden beschikken, heeft het kind misschien de kans nog niet gehad om zijn hogere breinfuncties of mensenbrein te ontwikkelen. Je pleegkind wordt waarschijnlijk nog voor een groot stuk gestuurd door zijn reptielenbrein en zijn zoogdierenbrein. Dit zogenaamde ‘lagere brein’ veroorzaakt reactieve, impulsieve en emotionele reacties.
Typische vaardigheden die te maken hebben met hogere breinfuncties en die pleegkinderen nog niet (altijd) beheersen zijn: frustratiebeheersing, het uitstellen van beloning, gevolgen inschatten, onder woorden brengen van zorgen en behoeften, focussen, doorzetten, teleurstellingen verwerken, instructies opvolgen, problemen oplossen, zich aanpassen aan een nieuwe situatie en rekening houden met anderen.
Geen gedrag verwachten dat ze nog niet geleerd hebben
We leggen de lat te hoog wanneer wij gedrag van kinderen verwachten dat ze nog niet onder de knie hebben. In een ‘gewone’ opvoeding dreigen we regelmatig met straf wanneer kinderen niet het gedrag vertonen dat we wensen. Of we proberen hun gedrag bij te sturen met een rationele uitleg die klinkt als een preek.
Maar kinderen met een ontwikkelingsachterstand, zoals pleegkinderen, kunnen vaak nog niet beter. Ze hebben onze hulp nodig om het beter te doen. Sociaal en emotioneel zijn ze vaak veel jonger dan hun werkelijke leeftijd. Ze doen ‘moeilijk’ omdat ze het moeilijk hebben. Daarom hebben deze kinderen (pleeg)ouders nodig die rustig en liefdevol reageren en hen langzaam aan leren hoe het anders kan. Wat ze nodig hebben zijn rustige volwassenen die hen kunnen ondersteunen bij het ontwikkelen van de vaardigheden van de prefrontale cortex.
Gedragsproblemen bij pleegkinderen als gevolg van onveilige hechting
Problemen met gezag
Veel pleegkinderen zijn onveilig gehecht. Hun ouders waren misschien beangstigend, maar vooral vaak onvoorspelbaar en tegenstrijdig. Waarschijnlijk hebben hun ouders regelmatig niet gepast gereageerd op hun behoeften. Daardoor hebben ze een lage zelfwaardering en geen vertrouwen in zichzelf en in hun verzorgers ontwikkeld. Het is erg moeilijk, zo niet onmogelijk, om volwassenen te gehoorzamen wanneer je geen vertrouwen hebt in volwassenen.
Gebrekkige sociale vaardigheden
Vaak hebben deze kinderen weinig sociale vaardigheden omdat ze last hebben van een laag zelfbeeld en weinig zelfvertrouwen. Het zijn soms allemansvriendjes , maar ze kunnen ook erg dominant of wantrouwend zijn. Soms willen ze zich bewijzen in groep door clownesk of stoer gedrag. Meestal voelen deze kinderen zich snel aangevallen en afgewezen.
De onderliggende oorzaak voor alle probleemgedrag van onveilig gehechte kinderen is angst. Ze kunnen last hebben van angst voor nabijheid, angst voor nieuwe dingen, angst om te presteren en angst om verlaten te worden. Een pleegkind moet een veilige hechting met zijn pleegouder(s) tot stand kunnen brengen om zijn gedrag en emoties in goede banen te leiden.
Dus daarom zien we vaak gedragsproblemen bij pleegkinderen
Je pleegkind is geen manipulatief, aandacht zoekend, koppig, opstandig, onbeheersbaar en uitdagend monster. Het is gewoon een vermomde dreumes (qua breinontwikkeling) vol emoties, weinig zelfbeheersing, weinig zelfvertrouwen en weinig vertrouwen in jouw capaciteiten.
Wanneer we een pleegkind opvoeden hebben we technieken nodig die rekening houden met wat het pleegkind nodig heeft. Lees hier meer over in mijn boek ‘Een (h)echte uitdaging. Pleegkinderen opvoeden met vallen en opstaan.’